De steenuil is de kleinste in ons land voorkomende uil. Door de bolle kop en het relatief dikke verenpak lijkt hij groter dan hij is, maar hij is nauwelijks groter dan een zanglijster. Gemiddeld zijn vrouwtjes iets groter en zwaarder dan mannetjes.
foto 1. Steenuil in natuurlijke broedholte
Steenuilen hebben een gevlekt verenkleed. De bovenzijde is bruin met witte spikkels en de onderzijde witachtig en dicht bruingestreept. Een opvallend kenmerk zijn de grote ogen met gele iris.
Het vliegbeeld kenmerkt zich door een snelle, lage, golvende vlucht waarbij de brede, afgeronde vleugels goed zichtbaar zijn.
foto 2. Steenuil in knotwilg
Leefwijze
Aan het eind van hun eerste levensjaar worden steenuilen geslachtsrijp. Als ze in de vroege herfst uit het ouderlijk territorium zijn verdreven, moeten ze op zoek naar een eigen plek en partner. Is dat gelukt dan blijven mannetje en vrouwtje vaak jarenlang bij elkaar in hetzelfde territorium. Steenuilen zijn vanaf het schemer de hele nacht actief. Als er jongen zijn is de kans groot om steenuilen ook in de avond of ’s morgens waar te nemen; er zijn dan vele hongerige monden te voeden. Hun dagtaak wordt gevormd door de verzorging van het verenkleed, de jacht en de verdediging van het territorium.
Bij mooi weer kan je hem vaak ergens in de luwte zien genieten van het zonnetje.
Als strikte holenbroeder die zelf geen nestholte kan maken kampt de steenuil al snel met een schaarste aan geschikte broedplaatsen. Mede hierdoor is de steenuil sterk territoriaal. Bezetten mannetje en vrouwtje eenmaal een eigen territorium met een geschikte nestholte dan blijven ze daar – samen - doorgaans hun leven lang. De partners zoeken regelmatig contact met elkaar, waarbij ze onder andere elkaars verenkleed verzorgen.
De steenuil heeft een brede voedselkeuze. Op plaatsen waar de vegetatie kort is, jaagt hij lopend, huppend en soms rennend en pakt alles wat hij aan kan.
Veelal jaagt hij vanaf vaste uitkijkposten als paaltjes en overhangende takken. In de winter en tijdens de periode dat de steenuilen jongen hebben, vangt de steenuil vooral muizen. De steenuil heeft een breed voedselpakket. Dat pakket ziet er als volgt uit:
Steenuilen worden aan het eind van hun eerste levensjaar geslachtsrijp. Dat houdt in dat ze al een jaar na hun geboorte zelf jongen kunnen voortbrengen.
In de loop van de winter begint de baltsperiode, in maart/ begin april wordt door beide partners uitgemaakt waar gebroed gaat worden. In Nederland begint de eileg in de 2e helft van april. Gemiddeld worden 4 (3 à 5) nagenoeg ronde, witte eieren gelegd met een tussenpoos van meestal 2 dagen. Pas bij het voorlaatste ei begint het eigenlijke broeden, bij de steenuil is dat een vrouwenzaak. Het mannetje brengt voedsel aan.
Na 25 à 28 dagen broeden komen de eieren uit. Gedurende de eerste 8 dagen worden de volledig witte jongen door het vrouwtje warm gehouden en gevoerd. Rond hun 30e levensdag wordt het tijd om naar buiten te gaan. Heel goed vliegen kunnen ze in het begin nog niet. Nog een week of vijf worden de jongen door de ouders verzorgd, maar als het jaar tot eind augustus/begin september is gevorderd, worden ze door hen uit het geboortegebied verjaagd.
Er breekt nu een onzekere tijd voor de jonge uiltjes aan want ze moeten op zoek naar een eigen territorium. De gemiddelde levensverwachting van een steenuil is 2,3 à 2,8 jaar. Op Zuid-Beveland leeft medio 2016 nog een vrouwtje van 9 jaar oud. De hoogste in Nederland vastgestelde leeftijd is maar liefst 15 jaar.
Door een gebrek aan natuurlijke holtes op Zuid-Beveland o.a. door het in de jaren zestig kappen van hoogstamfruitbomen en het veranderen van het landschap en de landbouw maken ze in toenemende mate dankbaar gebruik van speciaal voor hen opgehangen nestkasten. Elders in Nederland broeden steenuilen ook in knotwilgen, schuren en andere natuurlijke broedholtes.
Binnen Nederland is het kleinschalige cultuurlandschap het favoriete habitat voor de steenuil, vooral in de omgeving van menselijke bebouwing. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt in:
De soort ontbreekt op de Waddeneilanden, in de IJsselmeerpolders, op de Veluwe en in grote delen van de drie noordelijke provincies. In West-Nederland komen (kleine) restpopulaties voor.
Gedurende de laatste decennia is het aantal steenuilen vooral in het noorden en westen van ons land sterk afgenomen. De oorzaken van die achteruitgang zijn divers. De steenuil is voor zijn voortbestaan gebonden aan het kleinschalige cultuurlandschap. De afname van het aantal broedparen in de laatste 30 à 40 jaar heeft dan ook alles te maken met de aantasting en geleidelijke verdwijning van dit landschap gedurende deze periode.
Veel hoogstamboomgaarden zijn gerooid en vervangen door laagstamfruitbomen. Ook het onderhoud van knotbomen liep terug. Veel oude schuurtjes werden afgebroken en door renovatie van gebouwen raakten broedplaatsen onbereikbaar. Voor de steenuil betekende deze ontwikkeling minder nestgelegenheid in boomholtes en gebouwen.
Ook het intensiever worden van het agrarisch grondgebruik en het verdwijnen van overhoekjes aan de randen van de percelen veroorzaakt een achteruitgang van het aanbod van prooien. Door de toegenomen bedrijfshygiëne op boerderijen en bewoning van oude boerderijen door burgers zijn veel rommelhoekjes op erven opgeruimd. Het aanbod van insecten en muizen neemt hierdoor sterk af.
De lagere prooidichtheid noodzaakt de steenuil tot uitbreiding van zijn voedselterritorium en dus het vaker oversteken van wegen. Samen met het toegenomen autoverkeer in het buitengebied maakt het de kans op sterfte door het verkeer groter.
Sinds er 1996 nestkasten werden geplaatst op Zuid-Beveland heeft er een uitbreiding plaatsgevonden van de populatie omdat 95 % van de populatie in nestkasten is gaan broeden, waarschijnlijk door concurrentie van andere holenbroeders zoals kauw en holenduif.
Deze tekst is voor een belangrijk deel overgenomen van de website www.steenuil.nl van het Steenuilen Overleg Nederland (STONE).
Zeeuws steenuilenfonds